jamacor
407
Bartimeüs. Woorden van de heilige Jozefmaria Bartimeüs Tags: Geloof, De liefde van God Nu kwamen ze in Jericho. Maar toen Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte weer uit Jericho …Verder
Bartimeüs.

Woorden van de heilige Jozefmaria
Bartimeüs

Tags: Geloof, De liefde van God

Nu kwamen ze in Jericho. Maar toen Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte weer uit Jericho wegtrok, zat een blinde bedelaar, Bartimeüs, de zoon van Timeüs, langs de weg. Zodra hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij luidkeels te roepen: ‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ (Mc 10,46-47)

“Ik raad u aan de momenten, die aan het wonder voorafgaan langzaam te overwegen om deze heldere gedachte in uw geest te griffen: Wat een hemelsbreed verschil tussen Jezus’ Hart, zo rijk aan medelijden, en onze arme harten. Die gedachte zal u altijd helpen, vooral in uren van beproeving en bekoring, in uren waarin we edelmoedig gevolg moeten geven aan de eenvoudige eisen van elke dag, in uren waarin we heldenmoed moeten tonen.

Velen snauwden Bartimeüs toe te zwijgen. Dat gebeurde u ook, toen u Jezus heel dicht langs u voelde gaan: uw hart begon sneller te kloppen en u begon luidkeels te roepen, ten prooi aan een onrust diep in uw binnenste. Toen kwamen je vrienden, je gewoonten, comfort en omgeving met de raad te zwijgen en niet te roepen. ‘Waarom Jezus roepen? Val Hem niet lastig!’

De ongelukkige Bartimeüs luisterde niet naar hen. Hij schreeuwde juist nog veel harder: Zoon van David, ontferm U over mij. De Heer die hem van begin af aan gehoord had, liet hem volharden in zijn gebed. Dat doet Hij met u ook. Jezus verneemt de roep van onze ziel onmiddellijk, maar Hij wacht. Hij wil dat we Hem smeken, halsstarrig, zoals die blinde aan de rand van de weg bij de poort van Jericho.

[…] Jezus bleef staan en zei: roep hem eens hier. En sommige omstanders die het wel goed met hem voorhadden, zeiden: Heb goede moed! Sta op, Hij roept u. Dat is de christelijke roeping! Maar Gods roeping blijft niet beperkt tot een enkel moment. God wendt zich op ieder moment tot ons. Sta op – zegt Hij ons – laat die lafheid, dat comfort, die egoïstische kleinzieligheden, die kleine onbelangrijke problemen voor wat ze zijn. [...]

Toen wierp die man zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe. Hij werpt zijn mantel af! Ik weet niet of u de oorlog gekend hebt. Heel wat jaren geleden liep ik over een slagveld, een paar uur na afloop van het gevecht. De bodem lag bezaaid met dekens, veldflessen, ransels gevuld met familiesouvenirs – brieven, foto’s van geliefde personen. Die waren niet van de overwonnen partij, maar van de overwinnaars! Al die voorwerpen waren overtollig. Ze waren een belemmering om harder te lopen en hinderden bij het nemen van de vijandelijke verschansing. Net zoals bij Bartimeüs, toen hij naar Christus rende.

Vergeet niet: wie Christus wil bereiken, moet offers brengen. Weg met alles wat in de weg zit: deken, ransel, veldfles. Zo zult u voortgang boeken in uw strijd om de heerlijkheid Gods te bereiken, in de liefdevolle en vreedzame strijd voor de uitbreiding van Christus’ koninkrijk. Om de Kerk, de paus en de zielen te kunnen dienen moet u bereid zijn alles wat overbodig is af te wijzen; bereid zijn zonder deken als bescherming tegen de koude nachten te zitten, zonder die souvenirs van uw familie die u zo dierbaar zijn, zonder die verfrissing van water. Een les in geloof, een les in liefde. Want zo moet Christus bemind worden.

Dan ontspint zich een goddelijke dialoog, een wonderlijke, ontroerende dialoog, die het hart in vuur en vlam zet, want nu zijn u en ik Bartimeüs. Christus opent zijn goddelijke mond en zegt: Quid tibi vis faciam? Wat wilt ge dat ik voor u doe? De blinde: Meester, dat ik zie. Logisch, niet waar? En u, kunt u zien? Bent u niet ooit als die blinde van Jericho geweest? Ik zal nooit vergeten hoe ik deze passage jaren geleden overwoog en toen begreep, dat Jezus iets van mij verwachtte. Maar wat? Ik had er toen nog geen idee van. Ik bad mijn schietgebeden: Heer, wat wilt gij; wat vraagt U van mij? Ik voorvoelde dat ik iets nieuws zou moeten aanpakken en het Rabboni, ut videam – Meester, dat ik zie – bracht me ertoe Christus te smeken en zonder ophouden te bestoken met dit gebed: ‘Heer, laat geschieden, wat Gij wilt’.

[…] Maar laten we teruggaan naar het tafereel dat zich bij de poort van Jericho afspeelt. Christus richt zich nu tot u. Hij vraagt u: ‘Wat wilt ge van Mij?’ ‘Dat ik zie, Heer, dat ik zie!’ Dan Christus weer: Ga, uw geloof heeft u genezen. Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn weg.

Hem volgen op zijn weg. U probeert in zijn voetspoor te treden, u te kleden met het kleed van Christus, Christus zelf te zijn. Maar dan moet uw geloof, het geloof in het licht dat de Heer u zal geven, daadkrachtig zijn en blijken uit uw daden en uw offers. Dat is het geloof dat Hij van ons verwacht. Maakt u zich geen illusies en denkt u niet dat u nieuwe wegen zult ontdekken. Het geloof dat Hij van ons verlangt is dit: we moeten ons naar zijn ritme voegen met daden die een en al edelmoedigheid zijn, en door het uit de weg ruimen en verwijderen van elke hindernis.”
Vrienden van God, 195-198
www.nl.josemariaescriva.info/artikel/bartolomeus-dolz

Inhoud
Het nieuwe gebod
De goede herder
Het gebed van Jezus
De verloren zoon
Bartimeüs
Zoals kinderen worden
De stomme duivel
Nieuwjaar: elke dag opnieuw beginnen.
Voorgaand
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Volgende

Gerelateerde documenten
Video
Het Sacrament van de vergeving

De biecht is het sacrament van God's barmhartigheid. We vinden er Christus, zegt de heilige Jozefmaria, "die vader en moeder tegelijk is".

Documenten
Sacramentsdag
Tijd: een kostbare schat
Het Heilig Hart van Jezus
Verborgen God

Links+ Geschriften van de stichter van het Opus Dei
+ Opus Dei
+ Romana, bulletin van de prelatuur van het Opus Dei
+ St. Josemaría Escrivá Historical Institute
+ Heilige Stoel
+ Meer links